Onlangs klaagden twee deelnemers aan realityseries FremantleMedia aan. Een Idols-deelnemer deed auditie voor de jury die hem uitgebreid uitlachte. De rechter oordeelde dat hij een overeenkomst had ondertekend waarin hij verklaarde op de hoogte te zijn van de aard van het programma. Hij had moeten weten dat ook slechte prestaties uitgezonden worden. Een deelnemer aan Mijn Leven In Puin claimde dat ze onder druk was gezet en niet goed wist wat ze tekende. Dit achtte de rechter niet aannemelijk. Vanuit mediawetenschappelijk perspectief is het echter twijfelachtig dat deze deelnemers konden overzien waarmee ze instemden. Het is daarbij zorgelijk dat de rechtbank zich laat leiden door uitgezonden beelden en niet door de productiepraktijk, zo betoog ik in een opinie-artikel voor NRC Handelsblad en NRC Next.
Ik leg uit dat het standaardverweer dat deelnemers hadden moeten weten waaraan ze begonnen niet opgaat, vanwege de ongelijke machtsverhoudingen tussen deelnemers en makers. Deze machtsverhoudingen zijn op beeld niet zichtbaar.
Het artikel staat achter de betaalmuur van NRC of is via Blendle te lezen.