Maakt porno de wereld beter?

Brian McNair, hoogleraar journalistiek, media en communicatie aan de Queensland University of Technology, heeft een boek geschreven over de verschillende manieren waarop porno de wereld ten goede heeft veranderd. Dat is bijzonder. Weliswaar is het kijken naar porno redelijk geaccepteerd tegenwoordig, maar toch zullen weinig mensen het openlijk opnemen voor porno, laat staan dat ze er de lof van zingen.

Dat komt doordat die acceptatie dubbelzinnig is, zoals wel met meer seksuele zaken het geval is. Vorige week berichtten conventionele media, waaronder de site van deze krant, over de operatie die Ron Jeremy onderging vanwege een bijna fataal aneurysma, een slagaderverwijding. Ron Jeremy is een beroemd pornoacteur. Daaruit kun je afleiden dat pornografie allang geen taboe meer is.

Maar dat geldt niet altijd en overal. Wanneer seksuele beelden of teksten onverhoeds opduiken waar die niet worden verwacht, roepen ze nog steeds weerstand op, ook bij mensen die verder misschien geen probleem hebben met porno. Zo liet de Ombudsvrouw van deze krant weten dat er vijftien opzeggingen zijn gekomen naar aanleiding van de seksspecial die Volkskrant Magazine twee weken geleden bracht.

De zichtbaarheid van pornografie in andere cultuuruitingen wordt pornoficatie genoemd. Het komt maar heel zelden voor dat er echte porno te zien is in de mainstreamcultuur. In 2008 zonden de VPRO en BNN de pornofilm Deep Throat uit, onder veel protest. Veel vaker laat de mainstreamcultuur zich inspireren door porno, zoals in de film Boogie Nights. Daarnaast kom je pornoacteurs vaker tegen in ‘gewone’ media, zoals Ron Jeremy in televisieseries en Jenna Jameson in games. Ook wordt er veel gekoketteerd met porno, bijvoorbeeld met T-shirts met ‘ex-porn star’ erop.

Pompeii

De bezwaren tegen porno zijn welbekend. Er zijn nog altijd mensen die het moreel veroordelen. Anderen vinden dat er in pornofilms een verkeerd beeld wordt gegeven van de vrouw of dat de acteurs worden uitgebuit. Weer anderen maken zich zorgen over de veronderstelde verslavende werking van porno of over de nadelige gevolgen voor menselijke relaties of voor het zelfbeeld van jongeren. Maar het feit dat mensen graag naar porno kijken, wordt inmiddels vrij breed gezien als deel van gezonde seksualiteit.

Mediasocioloog McNair gaat in zijn boek echter nog een forse stap verder. Hij stelt dat de wereld beter geworden is van porno en pornoficatie. Zo is porno volgens hem een drijvende kracht achter ict-innovatie. De vraag naar porno en technologische vooruitgang zijn hand in hand gegaan. Een voorbeeld hiervan is dat je tegenwoordig veilig online kunt betalen. Dat gemak hebben we te danken aan de porno-industrie, waarvoor het werd ontwikkeld.

Fundamenteler is dat McNair een directe relatie legt tussen de toegang tot porno en seksuele burgerrechten. Toen de pornografische tekeningen uit Pompeii in de 19de eeuw werden ontdekt, moesten ze voor iedereen verborgen blijven, behalve voor de elite. Sindsdien is porno steeds zichtbaarder en steeds democratischer geworden. Nu iedereen porno kan maken en verspreiden, krijgen ook vrouwen een actievere rol. Volgens McNair houden vrouwen net zo veel van porno als mannen. Porno was lang een zaak van heteromannen, maar dat zegt volgens hem meer over ongelijkheid in sociaal-economische omstandigheden en in de macht over het productieproces, dan over verschillen in lust. Hoe meer porno er komt, hoe meer allerlei nichegroepen bediend worden en hoe beter dit is voor mensen die afwijken van het normale.

McNair is zó enthousiast over de bevrijdende werking van porno dat één hoofdstuk – onder de titel ‘drop porn, not bombs’ – is gewijd aan pornoficatie als wapen in de strijd tegen autoritaire regimes, waar vrouwenhaat en homofobie welig tieren. Lady Gaga en haar geseksualiseerde videoclips vormen een niet te overwinnen probleem voor de overheden in China en Iran.

Tot slot prijst McNair de educatieve functie van porno. Seksuele beelden en teksten bevatten informatie waar jongeren hun ouders meestal liever niet naar vragen. Porno kan relaties nieuw leven inblazen of op andere manieren versterken. Het laat immers zien wat er allemaal (waarin) kan. Porno is een hulpmiddel bij masturbatie, en het ontdekken en bevredigen van de eigen seksualiteit geeft miljarden mensen plezier.

Big Beautiful Women

McNair is een meester in het omkeren van argumenten. Leidt een huwelijk aan intimiteitsproblemen omdat de man steeds porno kijkt? Volgens McNair kun je net zo goed beargumenteren dat die problemen er zonder porno ook zouden zijn en dat ze met porno misschien wel minder erg zijn. Maar toch bestaan die problemen, en schrijft de partner die toe aan pornoconsumptie. Zo is er meer tegen McNairs argumentatie in te brengen.

Er bestaat inderdaad een relatie tussen de toegankelijkheid van porno en vrijheid in het algemeen, maar McNair suggereert dat die relatie oorzakelijk is. Is dat wel zo? De vrijheid in de westerse wereld is niet begonnen met porno.

Bovendien zegt het bestaan van pornoniches weinig over de acceptatie daarvan in de praktijk. Iemand die graag kijkt naar interraciale seks kan nog steeds racistisch zijn. Dat YouPorn een categorie BBW (Big Beautiful Women) kent, heeft weinig veranderd aan het dominante schoonheidsideaal.

Het is ook niet juist dat porno de technologie heeft aangedreven. Pornoproducenten zijn veeleer early adopters in een industrie waarin geen enkel bedrijf lang marktleider is en waarin slimme nieuwkomers dus makkelijker kunnen groeien dan in – bijvoorbeeld – de muziekindustrie. Verf is niet ontwikkeld om porno te kunnen schilderen in grotten, maar toen we eenmaal verf hadden, gingen we er wel porno mee maken.

Tot slot is er een aspect van pornoficatie waar McNair niet op ingaat, maar dat wel essentieel is. Het taboe rond porno maakt het ook aantrekkelijk. Een deel van de verleiding zit in het verbodene, in de transgressie. Porno gaat over fantasie: over seks die we nog niet hadden, niet mogen of niet durven. In een wereld vol ongebreidelde pornoficatie verdwijnt dat. Het is dus zaak dat er tegenstanders blijven en dat er mensen blijven die zich er boos over maken. Dan blijft het voor de anderen toch nog spannend en daarmee extra lekker.

Dit stuk verscheen in de Volkskrant van 9 februari 2013.