De publicatiedwang gaat ten koste van de wetenschap
Opinie samen met Vincent Crone gepubliceerd in de Volkskrant, inmiddels achter een betaalmuur.
Deze weken starten de universiteiten. Misschien gaat uw zoon of dochter wel studeren. U hoopt dan natuurlijk dat hij of zij les gaat krijgen van de beste wetenschappelijk docenten van ons land. Helaas. Werknemers van universiteiten zijn pas succesvol als zij géén onderwijs geven. Bij opleidingen met veel studenten is onderwijs het corvee van de wetenschap. Dit doet zich vooral voor binnen geestes-, gedrags- en sociale wetenschappen. Iedere wetenschapper die hogerop wil komen, moet daarom zorgen dat hij zo snel mogelijk geen onderwijs meer geeft. De manier om dat te doen is simpel: publiceren, publiceren, publiceren.
Hoe meer publicaties, hoe meer kans op die felbegeerde excellentiebeurzen van de overheid. Met dat geld kopen academici zich vrij van onderwijs. De universiteit betaalt dan een junior die ervoor zorgt dat de studenten genoeg contacturen hebben. De beurswinnaar kan zich zo ongestoord richten op het schrijven van nog meer publicaties. Daarmee maakt hij kans op nog grotere potjes geld, met als hoofdprijs volledig vrij zijn van onderwijs. Wetenschappers die met veel plezier inspirerende colleges geven, kunnen hun tijd beter besteden aan het aanvragen van beurzen. De universiteit kent haar prioriteit.
Het produceren van zo veel mogelijk artikelen is de kerntaak geworden. Deze situatie is ontstaan toen de overheid verantwoording eiste voor al dat publieke geld. Wat deden die hooggeleerden toch de hele dag? Waren ze wel productief? Universiteiten zochten naar een manier om het nut van onderzoekers te billijken. Nut kan je aantonen door te laten zien dat je veel produceert. De universiteiten stelden daarom targets in. Wetenschappers werden vanaf toen geëvalueerd op hun output.
Sindsdien is het aantal publicaties per wetenschapper sterk gestegen. Ook het aantal auteurs per publicatie steeg. Een co-auteur is niet noodzakelijkerwijs iemand die meeschrijft. In de natuurwetenschappen is het heel gebruikelijk om met een team aan een onderzoek te werken en iedereen staat dan met zijn naam op het artikel. Geestes- en sociale wetenschappers gingen daarom ook meelezers, dataleveranciers, projectleiders, kamergenoten enzovoorts noemen als co-auteurs. Als ik jou er nu bij zet, mag ik dan de volgende keer bij jou?
Ook het aantal wetenschappelijke tijdschriften steeg sterk, terwijl het aantal boeken afnam. Het is niet efficiënt om een boek van 80.000 woorden te schrijven als dat maar als één publicatie telt. Als je iedere deelstudie apart rapporteert, score je hoger. Elk project moet dan ook uitmonden in meerdere publicaties. Nog een handigheidje: hetzelfde onderzoek in een andere taal publiceren, met net een andere titel. Het gaat er niet om of je gelezen wordt, maar of je het publicatietrucje beheerst.
Die enorme wildgroei aan artikelen en tijdschriften heeft ervoor gezorgd dat het onmogelijk is om alles bij te houden. Er is geen sprake meer van gedeelde kennis, want ieder artikel wordt nog maar door een paar vakgenoten gelezen. Een uitputtend literatuuroverzicht is hierdoor ondoenlijk geworden en van canonvorming is al helemaal geen sprake. Omdat artikelen wel gecontroleerd worden in een systeem van peer-review, is de kwaliteit van die controle afgenomen. Reviewers hebben immers ook weinig zicht op het volledige onderzoeksveld; en gebruiken hun tijd liever om zelf te publiceren. Afgewezen artikelen vinden makkelijk hun weg bij een ander tijdschrift: er zijn er immers heel veel en daar zitten weer andere reviewers. Met genoeg geduld en doorzettingsvermogen is er altijd wel ergens een tijdschrift bereid het werk te publiceren.
Niet ieder tijdschrift wordt even serieus genomen. De kwaliteit van tijdschriften wordt uitgedrukt met een cijfer: de impactfactor. Hoe meer een tijdschrift geciteerd wordt, zo gaat de redenering, hoe beter de kwaliteit van de stukken die erin staan. Dit systeem wordt door wetenschappers hevig bekritiseerd: een studie kan bijvoorbeeld aangehaald worden als voorbeeld van hoe het niet moet. Dit levert hoe dan ook een hoge impactfactor op. Journals willen bovendien graag hun positie op de ranglijst verhogen en oefenen daarom druk uit op auteurs om naar artikelen uit hun eigen tijdschrift te verwijzen.
We zitten dus met een slecht systeem dat bedoeld is om het functioneren van de wetenschapper te evalueren, maar dat in plaats daarvan vreet aan de fundamenten van de wetenschap. De norm is publiceren, maar er wordt niet meer gelezen. De oplossing is dan ook simpel: we moeten niet meer publiceren dan we kunnen lezen.
Wij stellen voor dat iedere wetenschapper nog maar één publicatie per jaar schrijft. Als hij veel te melden heeft, levert dit een prachtig boek op. Is het dat jaar een kleinere bijdrage, dan past het wetenschappelijk artikel. Uiteraard is hij vrij meer te schrijven, maar dat telt dan niet mee bij functioneringsgesprekken en beursaanvragen. Dit betekent dat hij heel goed moet nadenken wat hij wil opnemen in die ene jaarpublicatie. Het geeft collega’s de gelegenheid om weer elkaars werk te lezen. Hierdoor kunnen weer geïnformeerde discussies gevoerd worden, zodat er weer voortgebouwd kan worden op elkaars inzichten. Bij sollicitaties en accreditaties kan de commissie alle publicaties van de kandidaten/het team beoordelen. Kwaliteit gaat weer boven kwantiteit.
Wetenschap is meer dan zo veel mogelijk publiceren. Kennisoverdracht kent vele vormen. Als een academicus beperkt is tot één jaarpublicatie, heeft hij weer tijd voor die andere vormen. In blogposts kan hij zijn werk ‘valideren’ naar het grote publiek. En wetenschappers kunnen dan ook weer doen wat vele graag doen, maar nu niet mogen: lesgeven aan de nieuwe eerstejaars.
Vincent C.A. Crone is Universitair Docent bij het departement Media- en Cultuurwetenschappen van de Universiteit Utrecht. Linda Duits is geaffilieerd onderzoeker bij diezelfde universiteit en werkt freelance als docent.
CC beeld: Hans Splinter